Weblog


Jongeren en corona:
leren doe je sámen

Leren, belangrijk voor een goede toekomst? Ja, duh, dacht ik als tiener. Dus ben ik er zo eentje die er later pas mee is begonnen. Via de mavo, havo en vwo, belandde ik uiteindelijk op de universiteit. Hiervoor waarschuwde mijn leraar Engels me al op de mavo. ‘Als je je huiswerk niet maakt, dan moet je in de avonduren maar je lesje ophoesten.’ Zo gezegd, zo gegaan. 

Ik ben dus een laatbloeier, die gelukkig op tijd inzag hoe belangrijk en hoe leuk leren óók is. In mijn geval een studie Nederlands aan de universiteit, want ik ben gek op taal, literatuur, poëzie en schrijven. Maar universiteit of niet, élke studie doet ertoe. En ja, zeg eens eerlijk, een loodgieter is net zo van belang als een advocaat. En wat moeten we uiteindelijk met een land vol managers?

Leren, doe je voor jezelf maar ook met en dankzij elkáár. In mijn tijd - ik ben een jaren 70 kind - had je nog geen computers, laat staan Teams, Zoom of lockdowns. Ik moest naar school, zin of niet. Net zoals iedereen, de juffen, meesters en docenten. Want ze waren (bijna) nooit ziek. Zelfs een piepklein lockdown’tje bestond niet…

Stom schermpje
Maar zonder gekheid, leerlingen en studenten hebben de school of universiteit, de docenten, en vooral elkáár hard nodig. Door de coronamaatregelen zaten veel jongeren de afgelopen twee jaar somber thuis, of depressief op de bank. En jonge mensen hebben nu eenmaal behoefte aan prikkels, spanning, en vooral sociaal contact. Ze moeten nog onderzoeken wie ze zijn, wat ze willen worden. Moeten hun grenzen nog ontdekken, de wereld, en veel meer. Ze willen lekker chillen of kletsen met elkaar in real life, en niet altijd turen op zo’n stom schermpje. 

En school is natuurlijk ook een fijne plek waar je je vrienden, klas- of studiegenoten ontmoet. Sámen zijn, elkaar steunen en lol maken. Met en van elkaar leren, in de klas, collegezaal of werkgroep. Elkaar helpen met de lesstof. Of sámen afstuderen (zoals ik heb gedaan). 

Jongeren en coronatijd? Het gaat echt niét samen. En leren is belangrijk. Voor jongeren en scholen mogen wat mij betreft alle coronamaatregelen van tafel. Gelukkig zijn de quarantaineregels voor het primair en voortgezet onderwijs al versoepeld. Nu nog een structureel (pandemie)plan voor het openhouden van de scholen. Want de coronamaatregelen hebben één ding bewezen. Ze zijn voor jongeren erger dan het virus zelf.

Marja Boedart

Deze column verscheen ook op de website van Metro
op 29 januari 2022.




'Boosterprikparty'

Dit jaar viel ik van de ene verbazing in de andere. U ook?

Zo was er ons demissionaire kabinet dat gewoon ijskoud doorregeerde alsof er niets aan de hand was. Een kabinet dat veel gezinnen door de schandalige toeslagenaffaire in het ongeluk heeft gestort. En denk bijvoorbeeld ook aan de woningnood, toenemende onveiligheid en (drugs)criminaliteit, de verdwenen miljarden (!), het Afghanistan-debacle, en de (overbodige?) lockdowns waardoor onze economie veel schade opliep. Om over de psychische schade van jong en oud maar te zwijgen. En passant joeg het demissionaire kabinet er nog wat, al dan niet tijdelijke, (corona)wetjes doorheen. En de Tweede (slaap)Kamer zag het, en vond het allemaal goed.

Er werden diverse moties aangenomen. Of verwórpen, zoals het structureel fors uitbreiden van de ic-capaciteit en het aantal intensivisten en ic-verpleegkundigen. En dat in tijden van ultieme onderbezetting in een afgeschaalde zorg tijdens een heersende coronapandemie! Snapt u het nog? Mijn huisarts en een specialist in het ziekenhuis, die ik onlangs sprak, in elk geval niet. Een pandemie waarin vliegtuigen driftig af en aan vliegen, mensen gewoon op (wintersport)vakantie gaan, Antwer-
pen belagen, en asielzoekers blijven instromen. Gezond sporten in de sportschool of bij een vereniging is echter verboden, evenals schaatsen op de schaatsbaan (mits met QR-code!). On-be-grij-pe-lijk.


Ook een mogelijke invoering van een sociaalkrediet-
systeem in Nederland werd niet uitgesloten. 
Deze motie is zonder slag of stoot goedgekeurd door de partijen van ons demissionaire kabinet. Hm, gaan ze op termijn die digitale QR-code nu uitbreiden met onze persoonlijke gegevens plus scores op basis van gedrag, zoals in China? Brrr… Denk ik nu als een wappie? Of ben ik nu juist een snappie?


Na negen maanden hebben we nu eindelijk een nieuw kabinet: Rutte IV. Ofwel superoude wijn in nieuwe zakken. Een nieuw kabinet dat het met ‘nieuw elan’, ondanks alle fouten en (corona)blunders, nóg een keertje mag proberen. Welja, in Nederland kan dit gewoon en kom je ermee weg door als kabinet ‘deemoedig je excuses te maken’ en ‘inschattingsfouten te erkennen’. In het bedrijfsleven ben je er dan al tien keer uitgeschopt.

“Rutte IV mag het na alle fouten en
blunders nóg een keertje proberen."


En verder? Tja, bijna twee jaar na de uitbraak van de coronapandemie zitten we wéér in een lockdown, ondanks dat bijna 86% van alle 18-plussers volledig is gevaccineerd. Maar nu moeten de boosters ons uit de omikronvariant-ellende helpen. Een derde prik dus, want de vorige twee hielpen niet afdoende. Ondertussen liggen er dit jaar meer patiënten in de ziekenhuizen dan vorig jaar, toen nog niemand was gevaccineerd. Maar zonder deze vaccinaties was het nóg erger geweest, aldus RIVM-baas en cijfergoochelaar Jaap van Dissel. Tja, je moet het maar geloven.

Wat we wel zéker weten, aldus Van Dissel, is dat we de precieze symptomen van de omikronvariant nog niét weten. Oh, oké. Maar hoe weet je dan of die derde prik wel werkt? Je trekt toch ook geen winterjas aan in de zomer als het snikheet is, en een strenge winter wordt voorspeld?
Maar gelukkig is de vierde prik al in april in zicht, aldus De Jonge. Want er moét dwangmatig worden geprikt, al is het maar voor de QR-code: het bedenkelijke groene vinkje. Gaat het nog wel om onze gezondheid? Want zonder dat groene vinkje kom je nergens meer binnen, zelfs niet voor een kop koffie in een café. Wie had dat twee jaar geleden kunnen denken! Het nieuwe abnormaal. Er wordt zelfs gesproken over een tijdelijke 3G, 2G of zelfs 1G. Een systeem waarvan de effectiviteit en de noodzaak is omstreden. En waardoor gezonde ongeprikte medeburgers worden uitgesloten van de SAMENleving. Hoe tijdelijk is ‘tijdelijk’ trouwens? En een experimentele prik halen is prima, maar moet wel op vrijwillige basis blijven, waardoor mensen zélf hun eigen risicoafweging kunnen maken. Zelfs Gommers twijfelde met een ‘waar houdt het op?’ over de boosterprik.

De lange ‘boosterrijen’ laten iets merkwaardigs zien.
Honderden angstige mensen én vakantieliefhebbers staan braaf in de rij te wachten voor ‘hun prikkie’ in prikstraten, evenementen-hallen, of partytenten. En dat in een pandemie, waarin veel mensen bij elkaar not done is. Want dan slaat het virus genadeloos toe. Daarom mag je thuis maar vier bezoekers per keer ontvangen. Maar lange rijen voor de boosterprik? Geen probleem. Prik mij maar lek.

Waar is de tijd gebleven dat een partytent niet diende als ‘boosterprikparty’, maar stond voor een echte party of evenement? Met elkaar praten, lachen, drinken, dansen, en feesten. Leven! Vrijheid. Onbezorgd zijn. Lockdowns? Nóóit van gehoord.

Het jaar is bijna om en we zijn met z’n allen coronamoe. We verlangen bijna allemaal terug naar die goede, oude, normale tijd, van vóór 2020. We willen verbinding, saamhorigheid en liefde. We willen geen polarisatie door uitsluiting vanwege de QR-code of ‘andersdenkenden’. Willen we überhaupt een samenleving met een digitale QR-code? Een code die wat mij betreft staat voor macht en controle. Ik hoop van niet. Niet voor onszelf, maar ook niet voor de jongere generaties en de generaties ná ons. De tijd zal het leren. Voorstel: laten we massaal die code negeren en niet gebruiken. Dan kunnen we blijven geloven in een leven ‘terug naar normaal’. Ofwel leven in vrijheid. Want het virus laat ons niet meer los, maar wordt hopelijk wel milder. Laten we kortom, alvast fors het mes zetten in het globale Build Back Better-plan. Of bezig ik nu wappietaal?

Ik wens iedereen veel wijsheid toe, en een gelukkig en vooral gezónd 2022!


Marja Boedart




De Wilgenhoek in 2021.

Golden sixties

Ik staar naar de prominente hoofdletters – ISLAM - op de ramen van mijn voormalige openbare lagere school, De Wilgenhoek in Rotterdam-Schiebroek, gebouwd in 1960. Sinds het schooljaar 2020/2021 is dit een nieuwe islamitische basisschool in Rotterdam: Isra.

Zie ik het nu goed? Ik ga terug in de tijd. Achter dat raam, nog zónder die letters, zit een blond meisje met een staartje in de klas. Ze houdt van taal en niet van rekenen. Ze dróómt. Ze wil dolgraag ballerina worden (niet gelukt) en de hele wereld zien (aardig gelukt). Dat meisje ben ik. Waar dromen de huidige leerlingen nu eigenlijk van?
 

'Islam' in spiegelschrift op het raam.

Mijn gedachten gaan al snel met me op de loop, naar de jaren ’60, de golden sixties. Het is een bijna eindeloze stroom. Ik herinner mij…

‘… vooral het touwtje dat doordeweeks áltijd uit de brievenbus van mijn ouders hing. En onze vriendjes en vriendinnetjes (van mijn broertje en mijzelf). Ze waren altijd welkom om bij ons thuis te komen spelen. We aten chips en dronken Cola. We liepen lopend (!) naar school. Die éne klasgenoot vonden we ‘een watje’ (want hij werd door zijn moeder gehaald en gebracht met de auto). Aan pesten, brrrrr, deden we niet. We haalden wél kattenkwaad uit. We waren niet bang, vielen uit bomen, of van houten stelten (wie kent ze nog?). We speelden sowieso veel buiten. Knikkeren, en elastieken was ‘hot’. En we leerden net zo snel zwemmen, schaatsen, en fietsen als lopen. We moesten uitkijken voor ‘de kinderlokker’ die rondwaarde rondom school, want zo iemand ‘deed rare dingen’. Wat precies, wisten we niet. Mijn vader lunchte altijd gezellig thuis. Hij was niet altijd op tijd voor het avondeten... ’s Avonds studeerde hij, hielp ons geregeld met huiswerk, of verbouwde eigenhandig ons huis. Hetgeen mijn moeder regelmatig tot wanhoop dreef, die maandenlange rommel in huis. Want mijn vader kluste naast zijn fulltime-plus-job. En ‘Mijn man is klusser’ bestond toen nog niet. Burn-out, was een woord dat niemand kende. Onze bakelieten telefoon werd áltijd opgenomen. Van mobiele telefoons, iWatches, en ‘track en trace’ hadden we nog nooit gehoord. We draaiden onze lp’s grijs, luisterden naar de radio, of keken naar de eerste zwart-wit tv. Hielden van programma’s zoals ‘Swiebertje’ en ‘Ja zuster, nee zuster’. We genoten jaarlijks van heerlijke buitenlandse vakanties in Europa met het hele gezin. Bijzonder in die tijd. We gingen op vakantie met onze beige Volkswagen Kever. Ik hoor nog mijn moeder gillen tijdens de inhaalmanoeuvres van mijn vader. Onze auto reed echter nooit harder dan pakweg 90 kilometer. Maar we kwamen overal. We reden met zijn viertjes door bijna heel Europa. Mijn broertje zat vaak in de ‘achterbak’.


Op pad met de Volkswagen Kever.

Soms gingen we met het vliegtuig, dat niet vol zat met passagiers. Mijn liefde voor reizen was geboren. Als ik ‘groot was’, zou ik alle andere werelddelen gaan bezoeken. Zo gezegd, zo (later) gedaan. Bij ons thuis werden áltijd sigaretten gerookt. Ongezond? Niemand was eigenlijk ziek. Sowieso, waren kinderen bijna nooit (ernstig) ziek. Een griepje, of een snotneus, meer was het niet. Kinderen hadden geen overgewicht, iedereen was slank en normaal van postuur. Volop gerookt werd er ook tijdens verjaardagsfeestjes. De sigaretten stonden standaard op tafel, gebroederlijk naast de blokjes kaas en worst, en de eerste ‘hippe’ Franse kazen met toastjes. Plus de sherry, de advocaatjes met slagroom, het oeroude jenevertje, of een biertje. De ijsbloemen stonden thuis bij vorst steevast op de ruiten, ondanks de centrale verwarming. De winters waren superkoud, waardoor we veel schaatsten met het hele gezin of vriendjes, op bevroren sloten en vaarten. Er was koek én zopie én (soms) muziek. Op zondagen genoten we met zijn viertjes van gezellige uitjes naar bijvoorbeeld Blijdorp, aten de lekkerste poffertjes bij Bongers, of gingen op familiebezoek. We voelden ons veilig en vrij in die ‘golden sixties’. Het leven was aangenaam, overzichtelijk, onbezorgd, en…’

Pardoes klopt iemand op mijn schouder. En ik beland abrupt weer in de werkelijkheid.



Bezochte landen.
        
Dit verhaal verscheen ook in De Oud-Rotterdammer van 30 november 2021.




 

Schone schijn

April 2020


Foto: Wikipedia

Ik houd mijn adem in… Doodse stilte heerst er rondom het Maasstad Ziekenhuis. Ben ik in een surreële film beland? Want de ongewone stilte is slechts schone schijn. Immers, achter de schermen werken alle zorgverleners hier al weken dubbel zo hard. De zon blikkert tegen de gebouwen en reflecteert fel in de vele ramen van het ziekenhuis.

Het is een prachtige, zonnige lentedag.  

Schichtig stap ik uit mijn auto in een nagenoeg lege en verlaten parkeergarage, en loop snel via de uitgestorven zorgboulevard door naar de hoofdingang van het ziekenhuis.
Alweer die stilte, een benauwende stilte.

Ik haal diep adem en loop gehaast door. Normaal is het hier in de centrale hal een drukte van belang, zo weet ik van mijn vorige bezoek. Bezoekers, patiënten, zorgverleners en medewerkers liepen toen af en aan. En in het MZ café, waar mensen een kop koffie of thee dronken, was het superdruk. Maar nu waart er een onzichtbaar virus rond en is alles, écht alles, anders.
Niks is meer normaal.

Bedrukt vervolg ik mijn weg door de lege gangen naar de polikliniek waar ik mij moet melden. Mijn hakken klikken luid op de plavuizen vloer. Onderweg kom ik geen levende ziel tegen. Ben ik echt de enige bezoeker? Zijn mensen bang om met het coronavirus besmet te raken? Ben ík bang? Dikke schaamte overvalt me. Ik denk aan alle zorgverleners, die in deze barre tijd hun loodzware taak moeten volbrengen.

Op de polikliniek doen lieve dames van de verpleging alsof er geen eng virus rondwaart. Zij bieden, zoals altijd, de zorg die nodig is.
“Nee, ik heb gelukkig geen coronaverschijnselen”, antwoord ik op hun vraag. Mondkapjes en andere beschermende kleding dragen ze niet, in tegenstelling tot hun collega’s op de intensive care en ‘gewone’ corona-afdelingen. Of ik even wil wachten… Ademloos kijk ik rond in de lege wachtruimte. Ook hier geldt de anderhalve meter afstand, om de andere stoel mag de bezoeker gaan zitten. Stoelen zat, maar patiënten? Nope, noppes, nada.
Opnieuw die drukkende stilte.

Luttele minuten later, die uren lijken te duren, haalt een verpleegkundige me uit mijn overpeinzingen.
“Komt u maar mevrouw, we nemen even uw bloeddruk op.” Ze lacht vriendelijk naar mij. Of zíj weleens bang is om besmet te raken?
“Ja, soms wel. Maar we zijn hier toch om patiënten de beste zorg te verlenen die zij nodig hebben?”


Na de bloeddrukmeting vervolg ik mijn bizarre tocht naar de afdeling bloedafname.
Ook hier weer die bevreemdende stilte.
Er is, behalve twee dames achter de balie, niemand te zien in deze doorgaans bomvolle ruimte. “Loopt u direct maar door naar kamer één, mevrouw.”
Ik aarzel even, maar loop toch door.


Krap een halfuurtje later, sta ik weer buiten. Opgelucht adem ik diep de lentelucht in. Mijn respect en bewondering voor het medisch personeel is grenzeloos. Ik loop rustig terug naar mijn auto. Onderweg tuur ik naar de ramen van het ziekenhuis. Achter die ramen regeert sinds de corona-uitbraak de dagelijkse hectiek.

Dankbaar omarm ik de stilte.



 

Interview

Vier jaar geleden verscheen mijn boek Hyperhidrosis, een positief boek over overmatig zweten.

Thijs van de website www.overmatigzweten.nl, het Onafhankelijk Nederlands Hyperhidrosis Forum, ging om die reden met mij in gesprek... Het onderstaande interview (1 april 2017) is afkomstig van de voornoemde website:

‘Hyperhidrosis uit de taboesfeer, dát is wat telt!’

Het is alweer bijna drie jaar geleden dat het boek 'Hyperhidrosis, een positief boek over overmatig' zweten van Marja Boedart is verschenen. Thijs van de website overmatigzweten.nl kijkt samen met de auteur terug én vooruit.

Na het verschijnen van je boek in september 2014, was er veel media-aandacht. Hoe kijk je daarop terug? En hoe zit het nu met die aandacht?

“Inderdaad heeft mijn boek buitengewoon veel (landelijke) media-aandacht gegenereerd. Dat is natuurlijk fantastisch, want ik wilde met dit boek hyperhidrosis uit de taboesfeer halen. En dat is gelukt! Overigens is het niet mijn, maar óns boek. Want maar liefst 26 lotgenoten hebben er een bijdrage aan verleend.

Bijna drie jaar later is die media-aandacht voor het boek natuurlijk verslapt. Maar dat wil niet zeggen dat daarmee het ‘hyperhidrosis-probleem’ is verdwenen. Was dat maar waar! Gelukkig lees ik geregeld artikelen over actuele ontwikkelingen met betrekking tot de aandoening. Ook is er natuurlijk de website www.overmatigzweten.nl waar mensen altijd terecht kunnen voor (actuele) informatie, advies en steun van lotgenoten.”

Hoeveel tijd heeft het schrijven van het boek in beslag genomen?
“Aan het boek heb ik circa 16 maanden gewerkt. Inclusief het voortraject (idee, opzet en de zoektocht naar lotgenoten), de uitgeefprocedure en alle interviews die plaatsvonden in het gehele land.”

Was het door het taboe dat op hyperhidrosis rust, moeilijk om ‘patiënten’ te vinden die je voor je boek hebt geïnterviewd?

“Eigenlijk niet. En dat is best bijzonder, want mensen die aan hyperhidrosis lijden schamen zich in de meeste gevallen vreselijk. Een oproep via sociale media gaat dus niet werken. Maar ik ben gelukkig ondersteund door drie gerenommeerde artsen in Nederland, die een bijdrage wilden leveren aan mijn boek. Veel patiënten van deze artsen wilden graag worden geïnterviewd voor ‘het goede doel’: de onbekendheid in de samenleving over dit probleem en het taboe rondom hyperhidrosis doorbreken. Ook via mijn huisarts meldde een lotgenoot zich aan. Ten slotte heeft een aantal mensen zich aangemeld via de website www.overmatigzweten.nl.

Dat de schaamte onder de deelnemers groot is, blijkt: de 26 lotgenoten heb ik anoniem geïnterviewd.”

Hoeveel exemplaren van het boek zijn er verkocht?

“Het is geen bestseller, hoor. Maar het aantal verkochte boeken vind ik ook niet relevant. Van belang vind ik wel dat ik met het boek de aandoening uit de taboesfeer heb kunnen halen dankzij de enorme landelijke media-aandacht. Dát is wat telt.”

Je bent zélf een voormalige ‘overmatig zweter’ aan de handen. Wat adviseer je mensen die hier ook last van hebben?

“Wanneer je hyperhidrosis écht ervaart als zeer ernstig en de aandoening een forse handicap is in je dagelijkse, sociale leven, wees je er dan van bewust dat er nu effectieve medische oplossingen zijn. Zelf heb ik met dit probleem maar liefst 45 jaar moeten dealen omdat er destijds geen oplossing voorhanden was. Maar dat hoeft gelukkig niet meer. Dus verdiep je in dit onderwerp en overleg met je huisarts wat voor jou de béste oplossing is.”

Verschijnt er nog een nieuw boek van jouw hand? Zo ja, gaat het boek dan ook over hyperhidrosis?

“Ik hoop dat ik ooit een tweede boek ga schrijven, ja. Maar dan wel in een ander genre hoor. Geen non-fictie, maar fictie!”

Heb je nog contact met lotgenoten uit je boek en weet je hoe het nu met hen gaat?

“Eigenlijk heb ik nog maar contact met een handjevol lotgenoten. En met deze mensen gaat het na hun gekozen oplossing gelukkig nog steeds goed! Het is een klein aantal, maar éigenlijk is dat een goed teken. Want de meeste lotgenoten waren door hun gekozen medische oplossing effectief geholpen aan hyperhidrosis. Dat betekent wellicht dat de meeste mensen hun voormalige medische probleem snel waren vergeten of er niet meer aan wílden denken en gewoon verder zijn gegaan met hun leven. Als je altijd kletsnatte handen of klotsende oksels hebt, ben je daar doorgaans bijna 24 uur per dag (nou ja, behalve als je slaapt) in je hoofd mee bezig. Na een effectieve oplossing hoeft dat niet meer. Ongelooflijk hè?”

Wat zou je willen zeggen tegen mensen die nu nog in stilte lijden aan hyperhidrosis?

“Alsjeblieft, stop ermee! Want er zijn tegenwoordig prachtige, succesvolle medische oplossingen voor deze lastige aandoening. Zelf heb ik in 2013 gekozen voor de vernieuwde ETS-kijkoperatie. Daarmee was ik voorgoed zweter-aan-de-handen af. Tot op heden ben ik daar nog steeds supergelukkig mee.”

 

Een boek uitgeven? 7 tips!

Ook een boek schrijven? Je bent niet de enige! Zélf schrijven en uitgeven van een boek is enorm populair. Ook bij ondernemers en zzp’ers. En iedere auteur heeft zijn eigen doelstelling. Ik ook. Met mijn eerste non-fictie boek (verschenen 09/2014) wilde ik een (medisch) taboe doorbreken. En dat is wegens de enorme (landelijke) media-aandacht gelukt. Schrijf jij ook succesvol je boek? 7 tips.

Tip 1 – Bepaal helder je doelstelling

Beschouw het schrijven van een non-fictie (business)boek vooral niet als een hobby. Het boek moet je doelstellingen als professional of ondernemer dienen en/of bij jouw personal brand passen. Bovendien moet het lezenswaardig en origineel zijn. En voorzien in een lezersbehoefte. Waarmee onderscheidt jouw onderwerp/invalshoek zich? Een lezer (bijv. een potentiële klant of patiënt) moet dankzij je boek wél overtuigd raken van jouw expertise (of anderen die een bijdrage verlenen aan je boek).

[Het onderwerp van mijn boek is ‘hyperhidrosis’, ofwel overmatig zweten van handen en oksels. Over dit onderwerp was nagenoeg niets bekend en geschreven. Met mijn boek wilde ik onder meer dit taboe doorbreken en bespreekbaar maken. Ook komen actuele medische oplossingen aan de orde.]

Tip 2 – Schrijf je boek niet alléén

Heb je je doelstelling bepaald? Dan ga je bekijken wat je hiervoor nodig hebt. Gaat het boek alleen over bijvoorbeeld jouw ervaringen of komen er ook andere mensen aan het woord? Er is natuurlijk niks mis mee als je in geval van non-fictie je eigen ervaringen opschrijft. Maar doordat je andere (ervarings)deskundigen erbij betrekt en aan het woord laat, worden de invalshoeken breder. Het zorgt ook voor de nodige ‘sparring’ en ruggensteun.

[Voor mijn boek heb ik 26 lotgenoten geïnterviewd en een drietal artsen. Ik wilde per se niet alleen mijn eigen ervaringen opschrijven. Ook wilde ik professionals – medisch specialisten – aan het woord laten. Zij vertellen over hun medische oplossingen.]

Tip 3 - Kies je opzet, structuur én schrijf!

Als je boekconcept er is, ga je het uitwerken. Je gaat de opzet en structuur van je manuscript in kaart brengen, de hoofdstukindeling. Kortom de grove indeling wordt steeds fijnmaziger. Vandaar uit bepaal je je schrijfschema dat is gebaseerd op de door jou vastgestelde einddatum. Wanneer moet het boek klaar zijn? Wat is de beste verschijningsdatum? Het is van belang dat je je houdt aan dit schema: zoveel woorden of pagina’s per week (ook als je denkt dat je geen inspiratie hebt). Gewoon doen!

[Deze fase is een groeifase. Echte problemen ben ik zelf niet tegengekomen in deze fase. Het is inderdaad ‘gewoon doen’. Doorzettingsvermogen en discipline zijn belangrijk!]

Tip 4 – Ga niet met ‘de eerste de beste’ uitgever in zee

Een boek kun je op verschillende manieren uitgeven, via een uitgever (reguliere- of POD-uitgever) of in eigen beheer. Je kunt kiezen voor een papieren boek, een e-book of voor een combinatie. Afhankelijk van het doel van je boek, bepaal je de beste optie. Realiseer je dat bekende, reguliere uitgevers slechts 1% van alle manuscripten die binnenkomen aannemen. Bekijk goed de voor- en nadelen van de verschillende uitgevers en neem de tijd.

[Ik heb diverse uitgevers mijn manuscript toegezonden. Maar liefst 5 uitgevers wilden mijn boek uitgeven (ook reguliere!). Reacties van reguliere uitgevers laten echter iets langer op zich wachten. Ik koos al snel voor ‘de eerste de beste uitgever’ omdat ik de grote belangstelling van uitgevers niet had verwacht. Bovendien had ik haast met het uitgeven van het boek. Dat is niet erg. Maar omdat ik te snel had gekozen voor een POD-uitgever ontbeerde ik een redacteur en moest ik ook de eindredactie en promotie in eigen hand nemen. Dat betekent kosten. Wees je daarvan bewust.]

Tip 5 -  Zorg voor een goede redacteur én corrector

Realiseer je dat een goede redacteur en corrector van essentieel belang zijn. Als (ervaren) schrijver kun je dit echt niet zelf! Het begint al met de belangrijke vraag of je schrijfstijl wel de juiste is voor het lezerspubliek dat je wilt bereiken. Verder is een goede opzet van belang, een structuur die helder is en consequent. Een redacteur let verder bijvoorbeeld op de duidelijkheid van de theorie, de samenhang, de toon, en elimineert storende herhaling. Pas als de redactiefase voorbij is en het manuscript echt af is, dan komt de corrector in beeld voor de grammaticaregels en taalfouten.

[Omdat ik te snel had gekozen voor een POD-uitgever, moest ik zelf een corrector inhuren. Ik ontbeerde een redacteur!]

Tip 6 – Investeer in promotie

Een promotieplan is natuurlijk een must! Houd er rekening mee dat als je je boek uitgeeft bij een POD-uitgever of in eigen beheer, je de promotie zelf (en tijdig!) moet regelen (of uitbesteden maar daar zijn kosten aan verbonden). Denk bijvoorbeeld aan persbenadering, campagnes/acties, ook via social media, boekevenementen (lezingen, workshops, presentaties), eventueel betaalde publiciteit, enzovoorts.

[Ook de boekpromotie moest ik in eigen hand nemen. Gelukkig had ik de ondersteuning van de betrokken artsen en ziekenhuizen. En dat is natuurlijk super! Wanneer de afzender van een persbericht een ziekenhuis is, komt dat betrouwbaar en sterk over. De (landelijke) media-aandacht voor mijn boek was enorm!]

Tip 7 – Incalculeer kosten en reken je vooral niet rijk

Uitgeven bij een POD-uitgever of in eigen beheer betekent kosten (bijvoorbeeld redactie, eindredactie en promotie). Veel Nederlanders willen een boek uitgeven. Maar realiseer je dat auteurs die kunnen leven van het schrijven zeer schaars zijn. Per jaar worden er in Nederland tussen de 15.000 en 25.000 boeken uitgegeven. Door self publishing worden dit er zelfs meer. De gemiddelde oplage van slechts 3000 exemplaren is voor de meeste schrijvers al niet haalbaar, laat staan een bestseller!

Heb jij desondanks zin, tijd én lef om eindelijk dat boek te schrijven? Gewoon doen. Ik wens je veel succes!

 

ROTTERRRRRRRRDAM!!

Nu

Het is lente! Nog niet officieel, maar toch! Op deze prachtige dag loop ik via de Oude Binnenweg naar de Nieuwe Binnenweg. Ik zie mensen genieten op de terrassen (!). Iedereen is blij! Ik loop langs het trendy en drukke Schorem (even ‘knippen en scheren’) en ik stop bij het vermaarde Vermeyden voor een ‘bakkie pleur’ en een broodje. Via dé winkelstraat van 2012 (Nieuwe Binnenweg) loop ik tot aan de Rochussenstraat. Ik keer om en loop via de groene Heemraadssingel tussen stralende moeders met kinderen richting de Vierambachtsstraat. Onderweg maak ik een praatje met een ouder echtpaar. En bij één van de vele stoplichten raak ik in gesprek met een leuke Marokkaanse man, ‘wil je écht niet even ergens wat gaan drinken?’. Lachend schud ik mijn hoofd. En ik loop langs de Volmarijnstraat ‘terug naar mijn verleden’.

Toen

De Volmarijnstraat. De straat waar m’n oma en opa vroeger woonden (‘oma, waarom staat er een emmer water in de huískamer?’). Nieuwsgierig loop ik verder, naar de zonnige Nozemanstraat. Waar in deze straat woonde m’n lieve, nooit klagende (andere) oma nu precies? “Oma, zit u goed en heeft u geen last van uw been?” En oma: “Lieverd, niet zo zeuren hoor!” Mijmerend mis ik ‘live’ een stukje 2e Middellandstraat. Want ik zie ze nog helder voor me: m’n ouders, broer en de rest van m’n familie. Ik hoor hun gelach. Conflicten ben ik vergeten. Ik zie vooral een fijne jeugd met vakanties, verjaardagsfeestjes, alcohol (!) en volle kamers met rook. De 1e Middellandstraat. Ik hoor mijn overgrootmoeder, ofwel ‘oma van de vissies’ nog roepen: ‘trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open!’. Op de kleurrijke West-Kruiskade beland ik weer in het heden.

Nu

Ik stap stevig door en koop in een lege Donner (zó jammer; ik hoop op een doorstart!) een dvd over Rotterdam. Een al wat oudere klant zegt tegen mij: “Maar iedereen koopt tegenwoordig toch online?” Ik knik, maar ik hoop óók offline. Later vraagt een verkoopster in de Bijenkorf wat ik vind van de nieuwe schoenencollectie. Hm, niet te luxe en te duur? Ze verzekert mij dat ze voldoende kopers heeft. Nu, laat de luxe visie van die Italiaanse topman a.u.b. de juiste zijn!?! Want de Bijenkorf 010 moet blijven! Maar ach, wie loopt (en koopt) er nu ook in een warenhuis met dit mooie weer. En ik stap naar buiten en voel de zon op mijn huid. M’n verleden is mij dierbaar. Maar ik leef wél in het hier en nu. Wat een topdag, éch wel!

 

PR en communicatie? Vind ik leuk!

En ik ben niet de enige… (hoor ik tenminste al járen op feestjes en bijeenkomsten). Een baan in de PR en Communicatie is leuk én simpel, want íedereen doet immers aan communicatie: offline én online. We bloggen, twitteren en facebooken wat af! Onlangs praatte ik tijdens een reünie onder het genot van een glas wijn ‘gezellig’ even bij met oud-klasgenoot Jeroen (consultant). Een fragment.

J: “Goh, wat léuk dat je uiteindelijk de PR en Communicatie bent ingerold, maar je bent van huis uit toch neerlandicus, of moet ik zeggen neerlandica?”

M: “Dat klopt ja, maar…”

J: “Dan weet jij dus alles van een goed gebruik van d’s en t’s, da’s natuurlijk altijd handig in de communicatie hè? Neem nou de jeugd van tegenwoordig, die weet toch niks meer van foutloos schrijven, vind je niet?”

M: “Nou eh, ik…”

J: “Als ik kijk naar m’n zoon op Facebook enzo… die schrijft n8 en w8 in plaats van nacht en wacht, haha. Ja, dan valt er met jouw studie nog een wereld te winnen. Waarom ben je eigenlijk geen lerares geworden, dat word je toch áltijd met een studie Nederlands?”

M: “Om eerlijk te zeggen heb ik ook colleges Communicatie…”

J: “Nee, wacht. Zeg maar niks. Ik weet het al! Ik herinner me dat je vroeger opstellen schrijven al leuk vond en dan kom je in de PR en Communicatie natuurlijk behoorlijk aan je trekken hè?”

M: “Dat wel, maar…”

J: “Nou in mijn vak is schrijven ook belangrijk hoor. Ik schríjf wat rapporten, memo’s en voorstellen. Tja, schrijven doet eigenlijk iedereen, hè? Weet je trouwens dat mijn zoon laatst een eigen website heeft gemaakt. Dat doen jullie geloof ik ook hè in de communicatie?”

M: “Niet alleen, we doen natuurlijk veel meer…”

J: “Hou maar op! Ik weet wat je wilt zeggen, dat gedoe met die social media. Nou da’s niks voor mij hoor. Maar daar is mijn dochter weer altijd mee bezig hè. Instagram, YouTube en facebooken, gek word je ervan. Maar ja, ze zijn jong en ze willen wat, hahaha. En ze weten er ook alles van hè? Kun jij die nieuwe ontwikkelingen trouwens wel allemaal bijbenen op jouw leeftijd?”

M: “Tja, in elk beroep moet je je blijven ontwikkelen en…”

J: “Ja, da’s waar. Zeg eens, hoe spel je nu ook alweer het woord reünie, haha? Met een trema op de u of juist niet? Oh nee, sorry, je had het over het blijven ontwikkelen in je vak hè? Daar ben ik het mee eens hoor. Maar zeg over ontwikkeling gesproken, communicatie is toch nog een betrekkelijk jong vak?”

M: “Vanaf 2000 is een belangrijke ontwikkeling in de communicatie die van zendergerichte naar ontvangergerichte communicatie, ofwel tweerichtingscommunicatie. Zegt dat je iets?”

J: “Huh? Nuhh. Maar gezellig dat we weer eens hebben bijgepraat. Proost!”

 

10 tips voor ‘media-powerPR’ van de AD-journalist!

“Het is echt dodelijk als een PR-adviseur niet op dezelfde dag terugbelt, of laat terugbellen”, vertelt de ervaren AD-journalist Charlotte van Genderen mij onlangs tijdens een interview. Een goed PR-adviseur wéét dat natuurlijk. Sowieso weet ie goed om te gaan met de media. Maar wat is nou een goede PR-adviseur door de ogen van de journalist? En hoe kun je een goede zakelijke relatie met hem/haar opbouwen? Ik ‘ontfutsel’ Charlotte 10 handige tips.

Tip 1 – Bel direct terug
“Ik verwacht van een PR-adviseur dat hij/zij op dezelfde dag dat ik bel nog nadere informatie geeft, óf mij zo snel mogelijk doorverbindt en in contact brengt met diegene binnen het bedrijf die meer over het onderwerp kan vertellen. Dat is ook prima. In de praktijk gebeurt het maar al te vaak dat ik te horen krijg ‘ik bel je morgen/maandag of zelfs volgende maand (!) terug, is dat goed?’ Nee, dus. Soms bellen mensen zelfs nooit meer terug. Kortom, een echte no-go!”

Tip 2 – Geef snel antwoord
“Een PR-adviseur vind ik écht deskundig zodra ie direct antwoord geeft op mijn vragen. Maar als hij/zij toegeeft iets ook niét te weten, maar wél direct iemand aan de lijn weet te krijgen die de kennis wél in huis heeft – zie de vorige tip – dan is dat oké.”

Tip 3 – Weet van ‘de hoed en de rand’
“Ik vind het zeer prettig als je merkt dat de PR-adviseur ‘boven de stof staat’, dus daadwerkelijk weet waar hij/zij het over heeft.”

Tip 4 – Praat eens off the record
“Wees niet bang en vertel ook eens iets off the record aan een journalist. Als een PR-adviseur dit af en toe eens doet, vind ik dit een echte pré. En dat versterkt de vertrouwensband.”

Tip 5 – Bel met een goed voorstel
“Een goede PR-adviseur belt eens in de zoveel tijd met een journalist als hij/zij denkt een goed idee te hebben voor het betreffende medium. Eens in de maand, bijvoorbeeld. Een persoonlijke afspraak maken onder het genot van een kop koffie kan natuurlijk ook.”

Tip 6 – Vermijd spammen
“Een idee of voorstel mailen aan de journalist? Prima. Maar niet te vaak, dan gaat het te veel op spammen lijken. Bellen is dan beter.”

Tip 7 – Plaats online een artikel
“Wees slim en plaats de stukken die de journalist heeft geschreven op de website van het bedrijf of de organisatie, onder het kopje ‘pers’.”

Tip 8 – Vermeld een pakkende quote
“Ik ga ervan uit dat een PR-adviseur een goed persbericht zo uit de mouw schudt. In aanvulling hierop: begin zoals een krant nieuwsberichten begint. Kijk goed naar hoe deze berichten zijn opgebouwd. Quotes zijn niet per se een pré, maar kunnen wel bruikbaar zijn. Vermeld er nooit te veel, één pakkende quote die goed bij het bericht aansluit, is voldoende.
Zet onderaan het persbericht altijd zoveel mogelijk nummers waarop de woordvoerder of PR-adviseur te bereiken is, áltijd 06-nummers. Goede journalisten zullen namelijk altijd terugbellen omdat het bericht nooit alle vragen beantwoordt.”

Tip 9 – Verbeter geen artikel
“Ook kan een PR-adviseur beter geen artikelen terugmailen met veel ‘rood gemarkeerde tekst’ als zijnde ‘aanvullingen en verbeteringen’. Niet doen.”

Tip 10 – Verplaats je in het medium
“Last but not least, echte nieuwswaarde? Dat is alles wat lezers zullen merken en waar ze iets aan hebben. Dat kan heel breed zijn. Maar bedenk gewoon: wat zullen de lezers van deze krant/medium merken van wat wij hebben te bieden? Heeft het invloed op hun leven, leefwereld, woonomgeving? Wat hébben de lezers eraan? Hebben ze er voordeel bij? Of juist nadeel? Denk dus altijd vanuit de gebruiker van het medium.”

Graag wil ik via deze weg nogmaals AD-journalist Charlotte van Genderen bedanken voor haar tijd en openhartige antwoorden tijdens het interview.

 

Marja Boedart
Woonvizier woonvisie
KPN BRS in focus
Mebest 75
Wonen in Rhoon
AD Wonen
Careyn Collega
Woonmagazine WBV Poortugaal
Hyperhidrosis